Hoe werken hormoonverstoorders?
Het ene hormoon is het andere niet, en ook hormoonverstoorders kunnen op verschillende manieren werken.
Hormoonverstoorders verstoren de gewone werking van onze hormonen. Hormonen weten naar welke cel ze moeten reizen. Als ze daar zijn aangekomen, binden ze zich aan de receptor van die cel.
Zo’n receptor is zoals het ‘slot’ van de cel: alleen de juiste sleutel kan ervoor zorgen dat de cel een stof aanmaakt, zich sneller deelt … Als het juiste hormoon bij de juiste cel is aangekomen, ‘vertelt’ het hormoon aan de cel wat ze moet doen. Maar hormoonverstoorders zorgen ervoor dat dat niet kan.
Hormoonverstoorders onderbreken het pad van hormonen
Als hormonen aan de cel willen ‘vertellen’ wat ze moet doen, moeten ze zich binden aan de receptor. Sommige hormoonverstoorders blokkeren de receptor, bijvoorbeeld door zichzelf eraan te binden. De hormonen kunnen dan niet meer bij de receptor, en kunnen de cel dus niet ‘vertellen’ wat van hem verwacht wordt.
Hormoonverstoorders bootsen hormonen na
Ook in dit scenario bindt de hormoonverstoorder zich aan de receptor van de cel. Maar dit keer doet hij alsof hij zélf een hormoon is. Hij activeert zo de receptoren, en kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat cellen te veel groeien of de puberteit te vroeg begint.
Hormoonverstoorders verstoren de cyclus van hormonen
Hormonen gaan door een vaste cyclus: ze worden geproduceerd, reizen naar de juiste locatie in het lichaam, vervullen hun taak en worden weer afgebroken. Hormoonverstoorders kunnen die cyclus doorbreken: ze verstoren bijvoorbeeld de productie of de afbraak van hormonen, of hun transport naar de doelorganen. Ook de afbraak van de receptoren kunnen ze onderbreken.
Hormoonverstoorders veroorzaken een erfelijke verandering
Welk kleur heeft je haar? Zul je heel groot worden, heel klein, of ergens tussenin eindigen? Zul je een bril nodig hebben? Al die kenmerken heb je geërfd van je ouders, zij hebben ze op hun beurt geërfd van hun ouders, enzovoort. Al die informatie wordt opgeslagen in je DNA: verschillende genen hebben elk de code van één kenmerk, en samen bepalen ze welke eigenschappen jij krijgt. Ook hoe je hormonen werken, ligt vast in je genen.
Hormoonverstoorders kunnen zich binden aan de moleculen waarin de informatie van je DNA wordt opgeslagen. Ze kunnen dan de werking veranderen van de genen die bepalen hoe onze hormonale processen verlopen. Die veranderingen kunnen ook gevolgen hebben op lange termijn, ze worden soms zelfs doorgegeven aan de volgende generaties (transgenerationeel). We spreken hier van ‘epigenetische veranderingen’.
De ene hormoonverstoorder is de andere niet, met andere woorden. Maar daar blijft het niet bij. Sommige hormoonverstoorders hebben bijvoorbeeld pas een effect als je er heel lang aan wordt blootgesteld. Andere hebben dan weer een groter effect bij een lage dosis, en een kleiner effect bij een hogere dosis. Of er is alleen een effect als je aan de hormoonverstoorder wordt blootgesteld op een specifiek moment, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van een bepaald orgaan.
Bovendien word je meestal niet aan één hormoonverstoorder blootgesteld. Soms kunnen hormoonverstoorders elkaars werking ook versterken of opheffen. Daarom kun je er beter zo weinig mogelijk mee in contact komen. Kleine acties kunnen al een groot verschil maken!