Q-koorts
Q-koorts is een erg besmettelijke zoönose veroorzaakt door Coxiella burnetii. De ziekte kan asymptomatisch verlopen maar ook aanleiding geven tot een acute of een chronische vorm. De acute vorm uit zich vooral als een longonsteking en/of een subklinisch verlopende hepatitis. Chronische Q-koorts ontwikkelt zich bij 1-3% van de patiënten en uit zich vooral als een ontsteking van het hart. Runderen, schapen en geiten en in mindere mate ook honden en katten zijn de dierlijke reservoirs.
- Vaccinatie
- Geen vaccinatie beschikbaar
- Basisvaccinatieschema
- Geen onderdeel van het basisvaccinatieschema
Informatie voor burgers
Symptomen
De klachten van Q-koorts lijken vaak op griep ( Koorts, vermoeidheid, hoofdpijn, nachtzweten, spierpijn) . Als mensen klachten krijg van Q-koorts spreken we van acute Q-koorts. 60% van de gevallen maakt de ziekte door zonder symptomen. Ernstiger gevallen van Q-koorts kunnen een longontsteking of leverontsteking doormaken.
Q-koorts kan tot een chronische infectie leiden.
Verspreiding
Runderen, schapen en geiten en in mindere mate ook honden en katten zijn de dierlijke reservoirs. Q-koorts wordt via de lucht overgedragen waardoor het over een relatief grote afstand verspreid kan worden. De besmettelijke aerosolen zijn afkomstig uit de placenta en vruchtwater van besmette dieren.
Behandeling
Acute Q-koorts verloopt mild met een spontaan herstel na 1 tot 2 weken. Therapie kan de ziekteduur bekorten en mogelijk de kans op complicaties verminderen.
Preventietips
Er bestaat geen vaccin tegen q-koorts.
Preventieve maatregelen richten zich op mensen die in contact komen met besmette dieren. Daarnaast wordt consumptie van rauwe melk of melkproducten afgeraden.
Informatie voor zorgprofessionals
Samenvatting
Verwekker: Bacterie Coxiella burnetii
Incubatieperiode: 7 tot 32 dagen, met een mediaan van 18 dagen
Besmettingsweg: Aerogeen via aerosolen afkomstig uit placenta en vruchtwater van besmette dieren
Besmettelijke periode: Overdracht van mens op mens speelt vrijwel geen rol
Symptomen: Acute infectie: ongeveer 60% verloopt asymptomatisch. Overige 40% krijgt verschijnselen varierend van milde griepachtige ziekte tot een ziekte met een ernstig beloop, vooral gekenmerkt door pneumonie. Follow up na een acute infectie is belangrijk om een chronische infectie vroegtijdig op te kunnen sporen
Waarom melden: Detectie van dierlijke bronnen, die aanleiding kunnen geven tot een cluster.
Richtlijnen
Criteria
Klinische criteria | Minstens één van de volgende: • transmissie van dier naar mens • blootstelling aan een gemeenschappelijke bron |
---|---|
Criteria voor laboratoriumconfirmatie |
|
Gevalsdefinitie
Waarschijnlijk | • patiënt met klinische criteria EN epidemiologische criteria • patiënt met klinische criteria EN waarschijnlijk labocriterium |
---|---|
Bevestigd | • patiënt met klinische criteria EN laboratoriumconfirmatie |