Metingen in Vlaamse woningen

Het Vlaams Binnenmilieubesluit heeft voor verschillende polluenten die in de binnenlucht voorkomen richt- en interventiewaarden vastgelegd, met als doel gezondheidsrisico's ten gevolge van verontreiniging van binnenmilieu te beperken. 

In 2008 werd het onderzoek naar de gezondheidskwaliteit van Vlaamse woningen opgestart. In een groot aantal woningen werden binnenluchtmetingen uitgevoerd met als doel een representatief beeld te krijgen van de luchtkwaliteit in Vlaamse woningen. 

In het eerste deel van de studie werden metingen uitgevoerd in 450 woningen over een periode van 5 jaar. Het gaat om woningen waar mensen geen gezondheidsklachten hadden door het binnenmilieu. Volgende parameters werden gemeten: 

  • Vluchtige organische stoffen
  • Formaldehyde, acetaldehyde
  • CO2
  • Relatieve vochtigeheid
  • Temperatuur en vocht 

De bewoners vulden ook een uitgebreide vragenlijst in over hun levensstijl en over mogelijke vervuilende bronnen. 

De meetcampagne werd uitgevoerde door de Vlaamse onderzoeksorganisatie VITO in opdracht van het Departement Zorg en Departement Omgeving. 

Resultaten

Uit het onderzoek blijkt dat de concentratie NO2 daalt naarmate de woning verder ligt van de dichtst bijgelegen drukke weg. Ook het gebruik van een gasfornuis, kan een aanvullende verhoging van NO2 in de woonkamer veroorzaken. Het gebruik van een dampkap is dus belangrijk.

De totale hoeveelheid aldehyden blijkt verhoogd te zijn in woningen waarin recente verbouwings- of verfraaingswerken plaatsvonden.

CO2 is een parameter die gebruikt wordt om de ventilatiegraad in de woning na te gaan. In de meeste woningen werden op bepaalde tijdstippen verhoogde waarden gemeten. Dat betekent dat er nog meer geventileerd en verlucht moet worden.

Algemeen kan gesteld worden dat de richtwaarden uit het Vlaams Binnenmilieubesluit in de meeste woningen worden gehaald. 

Deel 2 Metingen in Vlaamse woningen

Deze studie, uitgevoerd in 2023-2024 is een vervolg op de eerste studie waarbij in 450 Vlaamse woningen de luchtkwaliteit werd gemeten. 

Er werd in de eerste studie getracht om een zo representatief mogelijk beeld van de woningen in Vlaanderen te verkrijgen. Een gelijke verdeling van de woningen over de verschillende provincies met een gelijke verdeling van de woningen over landelijke achtergrond, stedelijke achtergrond en stedelijk centrum (VRIND classificatie). Daarnaast werd ook geprobeerd een representatief beeld van de maatschappij te weerspiegelen en de metingen te spreiden over een gans jaar. 

Met het huidige project wilde het departement Zorg de Surveillance van klachtenvrije woningen uit 2008-2012 updaten omdat:

  1. Destijds geen evenredige weerspiegeling van alle sociaal economische klassen van de maatschappij werd verkregen. Uit de bevraging bleek dat het merendeel van de deelnemers beschikte over een diploma gelijk of hoger dan lager secundair onderwijs;
  2. De grote meerderheid van de woning beschikte niet over een mechanisch ventilatiesysteem, het effect ervan kon niet bestudeerd worden;
  3. De bestudeerde dataset een duidelijk beeld van traditionele woningen in Vlaanderen gaf, voornamelijk woningen ouder dan 20 jaar. Lage-energie woningen, passief woningen, recent gerenoveerde woningen, sociale woningen kwamen niet aan bod in de studie;
  4. Het binnenmilieubesluit werd geüpdatet in 2018;

Het onderzoeksopzet van de huidige studie, werd zo uitgewerkt dat prioritair aspecten 1 en 4 beantwoord werden. Er werden binnenluchtmetingen uitgevoerd in 22 woningen, waarbij prioritair gekeken werd naar de sociaaleconomische status van de deelnemers, waarbij de focus bij het recruteren lag op mensen die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Deze doelgroep werd niet bereikt in de eerdere studie. 

De binnenluchtkwaliteit werd in kaart gebracht door monstername in de woonkamer en een slaapmaker van elke woning. Vluchtige organische stoffen (VOS), formaldehyde, acetaldehyde, andere aldehyden, koolstofdioxiode (CO2), koolstofmonoxide (CO), relatieve vochtigheid (RV), temperatuur(T) tocht en fijn stof (PMx) werden gemeten. 

Resultaten

Het aandeel rokers in deze 22 woningen was merkelijk groter dan deze bij de eerste surveillance; in 12 van de 22 woningen woonde minstens één roker. In 5 woningen werd binnenshuis gerookt.

De meest doeltreffende ventilatie (laagste CO2-concentraties) werd vastgesteld in woningen met mechanische ventilatie. Anderzijds werden de hoogste CO2-concentraties gemeten in woningen, waarin bewoners rapporteerden bewust niet of zo beperkt mogelijk te verluchten tijdens het verwarmingsseizoen; dit met als doel warmteverliezen te beperken.

In binnenruimtes die ondermaats verlucht (hoogste CO2-concentraties) en ook niet verwarmd werden (laagste temperaturen), werd de hoogste relatieve vochtigheid gemeten. Deze hoge relatieve vochtigheid, gevolg van ophoping van vocht gegenereerd in de woning (transpiratie, douchen, koken, …) geeft een verhoogde kans op vocht- en schimmelproblemen in de binnenruimtes.

Hoewel CO bleek te fluctueren, zijn bepaalde activiteiten zoals het gebruik van een gasboiler zichtbaar in de data. De interventiewaarden van het Vlaams Binnenmilieubesluit werden echter in geen enkele woning overschreden.

Met betrekking tot vluchtige organische stoffen (VOS) blijkt uit deze metingen dat binnenshuis roken aanleiding geeft tot benzeenconcentraties die beperkt tot sterk verhoogd zijn t.o.v. de buitenconcentraties. De sterkste verhogingen worden aangetroffen in woningen waarin overal binnenshuis gerookt wordt, meerdere rokers wonen, en ondermaats ventileren. 

Maar ook de aanwezigheid van een garage in de woning kan een sterke invloed hebben op de vluchtige organische stoffen in een woning (incl. benzeen); ook hier wordt de impact bepaald door het gebruiksscenario van de garage. Gebruik van aerosolproducten, zoals luchtverfrissers of poetsproducten, was niet enkel zichtbaar in de aanwezigheid van geurmoleculen (zoals bv. limoneen en pineen); ook hogere alkanen (in producten om aerosolen te vormen) komen dan voor in de binnenlucht. 

De impact van de buitenomgeving bleek niet expliciet zichtbaar in de dataset; mogelijk wordt de invloed ‘verstoord’ door de impact van binnenshuis roken.

De invloed van renovatie- of verfraaiingswerken op aldehyden was niet zichtbaar in deze dataset, omdat geen van de deelnemer recent verbouwingswerken uitvoerde. In de woning met de hoogste aldehydeconcentraties van deze dataset is de bron ervan waarschijnlijk ontsmettingsmiddel (of een reinigingsmiddel met ontsmettingsmiddel).

Fijn stof (PMx) blijkt hoofdzakelijk beïnvloed door roken in huis, waarbij het grootste effect wordt waargenomen op de kleinste deeltjesfracties. Mechanische ventilatie verlaagde de PMx-concentraties in woningen, ook bij rokers. 

Vervolg

De meetgegevens zullen van beide studies zullen samengevoegd worden om een meer representatief profiel van ‘de gemiddelde Vlaamse woning’ te verkrijgen. 

De data zal ook gebruikt worden als input voor acties rond het sensibiliserenover ventileren en verluchten, binnenshuis roken, en productgebruik en de potentiële impact ervan op het binnenmilieu en dus ook de blootstelling van bewoners.